Deze topsporttalenten zijn nooit thuis

Deze topsporttalenten zijn nooit thuis

20/06/2016

Deze topsporttalenten zijn nooit thuis


Sport Sommige kinderen doen alles voor een carrière als topsporter. Ook als dat betekent dat ze niet meer thuis kunnen wonen.

Zesduizend scholieren, in de leeftijd van 12 tot 18 jaar zijn door het NOC*NSF erkend als topsporttalent. Zij trainen en trainen in de hoop de allerbeste te worden. Ze krijgen de beste coaches en de beste trainingsprogramma’s. Maar ze moeten ook naar school. Als ze heimwee heeft, zwijgt ze.
Dertig topsportscholen zijn er in Nederland gekomen, sinds de oprichting van de stichting LOOT, 25 jaar geleden. Hier worden de jonge sporters begeleid en worden trainingen en lesroosters op elkaar afgestemd. De helft van de kinderen met een topsportstatus zit op zo’n Topsport Talentschool. Maar lang niet altijd is zo’n school in de buurt. Enkele tientallen kinderen – exacte cijfers heeft LOOT niet – gaan daarom al heel jong, soms al op hun twaalfde, uit huis voor de sport. Zij trekken in bij gastouders of wonen zelfstandig, met andere jonge topsporters, om dichter bij hun droom te komen.

Hun diploma halen ze meestal wel, aan vastberadenheid en discipline ontbreekt het de meeste topsporters niet. Volgens de stichting LOOT (Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport) rondt 96 procent de middelbare school af op het niveau dat hun in groep 8 van de basisschool werd geadviseerd. De kans op een carrière als professioneel sporter is voor deze groep veel kleiner, 3 tot 5 procent, schat LOOT. Maar deze kinderen zouden geen topsporters zijn, als ze niet zouden geloven dat zij ooit bij die paar procent horen. Daar hebben ze heel veel voor over.

Demi Gusapa (18) is net geslaagd voor zijn vwo. Hij wil in de Eredivisie spelen, nu is hij jeugdspeler bij FC Den Bosch. Hij traint vijf keer per week.

‘Mijn zusjes lijken elke week gegroeid’

Een geboren talent was de rechtsback van FC Den Bosch „zeker niet”. Als er op het pleintje voor zijn huis in Hoogvliet werd gevoetbald, werd hij standaard als laatste gekozen. „De enige die vond dat ik goed kon voetballen, was ikzelf.”

Op zijn elfde ging hij bij de plaatselijke club VV Meeuwenplaat spelen, die uitkwam in de zevende klasse. „Zo’n laag niveau en ik stak er niet eens bovenuit”, zegt de op Curaçao geboren voetballer nu. „Maar ik trainde iedere dag. Ik wilde gewoon heel graag voetballen.”

Toen Demi naar Spijkenisse verhuisde, kwam hij bij SCO’63 terecht, en speelde hij ineens in de tweede klasse. Eén seizoen en zeventig doelpunten later zagen mensen „eindelijk” dat hij wél kon voetballen.

Op zijn vijftiende werd hij gescout door Brabant United, de gezamenlijke jeugdopleiding van Willem II en RKC Waalwijk. Hij verliet Spijkenisse voor een kamer in Tilburg. Hij woonde er maar kort. De samenwerking tussen de voetbalclubs werd beëindigd en Demi vervolgde zijn carrière bij FC Den Bosch. Via zijn nieuwe club vond hij eind vorig jaar woonruimte in een dorp vlak bij Den Bosch. In niets leek het op waar hij was opgegroeid. „Er wonen zo’n vierduizend witte mensen in Nuland, én ik.”

Hij woont in een studio, voorheen garage, in de achtertuin van Raymond Westerlaken en zijn twee thuiswonende zoons. Er staat een stapelbed in de hoek, alleen op het onderste bed liggen dekens. In zijn eerste maanden in Nuland deelde Demi de studio achtereenvolgens met Rotterdamse jongens van Marokkaanse en Kaapverdische achtergrond. Zij hielden het niet vol. „Heimwee.”

Demi is zelf nog het meest verbaasd over hoe snel hij zich thuisvoelde in Brabant. Nuland is „een warm bad” volgens de voetballer. „Echt iedereen groet elkaar op straat en als ik boodschappen doe, komen mensen vaak een praatje maken. Ook uit nieuwsgierigheid hoor, ze zijn altijd benieuwd hoe ik hier beland ben.”

Dit seizoen mocht Demi voor het eerst met de selectie van FC Den Bosch trainen. Hij zag het als een beloning voor zijn harde werken. „Dan weet je weer waarom je hier bent.” Hij kan het beter vinden met de familie Westerlaken dan hij had durven hopen – bijna iedere avond loopt hij het woonhuis binnen om de hele avond te blijven hangen. Maar dat betekent niet dat hij thuis niet mist. Zijn moeder en drie zusjes, in de leeftijd van één tot drie, wonen nog in Spijkenisse. „Als ik op zaterdag thuiskom, voelt het alsof ik heel lang ben weggeweest. Mijn zusjes lijken ieder week groter dan die week daarvoor.”

FC Den Bosch betaalt de huur zolang hij hier naar school gaat. Maar zijn eindexamens zitten erop, en Demi verkiest een tussenjaar boven studeren, om zich volledig op voetbal te kunnen concentreren. Na de diploma-uitreiking verhuist hij terug naar de Randstad. Volgend jaar reist hij honderd kilometer per trein om bij de training te kunnen zijn. Heel wat anders dan het kwartiertje in de streekbus vanuit Nuland. „Ik ga deze plek nog missen.”

‘Ik dacht: alleen wonen in Amsterdam went wel’

Basketbalster Vita Stam (14) zit in 2 havo. Ze speelt bij het vrouwenbasketbalteam van CTO in Amsterdam. Haar doel is om ooit in de Amerikaanse competitie te spelen. Ze traint twintig uur per week.

‘Ik vind het moeilijk om je los te laten”, had haar moeder gezegd toen Vita Stam (14) in september vorig jaar het ouderlijk huis in Bilthoven verruilde voor een eenkamerflat in Osdorp. Eerlijk gezegd twijfelde ze zelf ook. Ze had het naar haar zin op school en bij Uball, de regionale talentenacademie in Utrecht waar ze basketbalde. Maar de ambitie was groter dan de twijfel. „Ik kreeg de kans om vaker te trainen en tegen betere tegenstanders te spelen. Dat was wat ik wilde. Ik dacht: alleen in Amsterdam wonen, daar wen ik wel aan.”

Vita komt uit een basketbalgezin. Oma speelde en ook haar vader en oudere broer zijn bedreven basketballers. Bij haar club BZ’72 pikte ze het spelletje sneller op dan haar teamgenoten. „Mijn schoten vielen gewoon allemaal.” Met 1.89 meter is ze bovendien lang voor haar leeftijd. Een groot voordeel in haar sport. „Ik kan makkelijk ballen blokken.”

Het is stil op de zesde verdieping van de flat in Amsterdam-West. „Aan deze gang wonen allemaal basketballers. Ze hebben les nu, of ze trainen.” De kamers worden verhuurd door het Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) Amsterdam, een organisatie die sporttalenten de mogelijkheid biedt om fulltime trainen, studeren en wonen te combineren. Vita is de jongste topsportleerling van het nabijgelegen Calandlyceum die zelfstandig woont. Al is zelfstandig iets anders dan alleen, volgens de basketbalster. „Als ik met iemand wil kletsen, loop ik er zo naartoe.”

Elke dag komt er een ouder om te helpen koken voor het hele team. Na de afwas gaat iedereen terug naar zijn eigen kamer. Soms speelt Vita nog een spelletje op haar telefoon, maar tegen negen uur gaat het licht uit. De volgende ochtend staat ze om half acht weer in de sporthal.

Heeft ze de goede keuze gemaakt? Ze denkt van wel. „Ik ben beter geworden en daarom ben ik hier; voor de sport.” Of ze er veel voor heeft moeten opofferen? Dat wel. Toen ze in Amsterdam ging wonen, bleven haar familie, vrienden en oude klas achter. „Maar morgen is het weer vrijdag, dan komt papa mij ophalen voor het weekend.” Wat ze gaat doen? „Niks.” Gewoon even thuis zijn.

‘Ze hoeven mij niet zielig te vinden’

Tanishaley Neto (13) zit in 2 vwo. Ze turnt sinds dit jaar bij Turnz in Amsterdam. Ze wil in 2020 naar de Olympische Spelen in Tokio. Daarvoor traint ze nu al 29 uur per week.


‘Of ik stop, of ik ga naar Amsterdam.” Zo simpel was het volgens turnster Tanishaley Neto (13) uit Oosterhout. Ze voelde zich niet meer op haar plek bij Flik-Flak in Den Bosch, maar turnclubs op een vergelijkbaar niveau zijn schaars in Nederland. „Eigenlijk heb je naast Den Bosch alleen Amsterdam en Heerenveen.” Friesland vond ze te ver weg. Al kon ze door het zware trainingsschema van Turnz in Amsterdam ook niet langer thuis blijven wonen.

Toen Ilonka Elsackers op Facebook zag dat de moeder van Tanishaley een gastgezin voor haar dochter zocht, reageerde ze meteen. „Ik weet hoe lastig het kan zijn om een talentvol kind te hebben”, zegt ze. Haar dochter hockeyt op topniveau. „Natuurlijk wil je alles doen om haar droom te realiseren, maar dat is niet makkelijk. Ik vind het stoer dat Tanishaley de stap durft te maken om ver van huis helemaal opnieuw te beginnen. Maar dat haar moeder haar die stap laat maken, vind ik minstens even dapper.”

Twee uur trainen, vijf uur school en dan nog drie tot vier uur trainen. Daarna snel naar huis, huiswerk maken en slapen. Zo ziet de dagelijkse routine van de dertienjarige turnster eruit.

„Ik vind het soms zielig”, zegt Ilonka. Door het drukke schema blijft er weinig tijd over om naar huis te gaan. „Heimwee uit zich bij Tanies door te zwijgen. Als ze in Oosterhout is geweest, klept ze de eerste dagen aan een stuk door, daarna wordt ze steeds een beetje stiller.” Maar de turnster heeft geen medelijden met zichzelf. „Mensen hoeven mij niet zielig te vinden. Turnen is mijn hobby, ik doe dit vrijwillig.”

Als je bijna dertig uur per week traint, mis je weleens een feestje. „Ik zit nu ook niet in een klas waar mensen constant feestjes geven.” In haar klas zitten alleen topsportleerlingen, en die hebben het voor ‘bijzaken’ als schoolfeesten en verjaardagen „veel te druk”.

Dankzij haar topsportstatus kan ze op school een aangepast programma volgen. Maar financieel levert zo’n status niets op. „Integendeel” zegt Ilonka, „topsport is ontzettend duur.” Trainers, internationale toernooien, onderdak, het moet allemaal bekostigd worden. Tanishaley’s kosten worden deels betaald door kennissen van de familie, haar ‘sponsors’. In 2020 hoopt ze te bewijzen dat ze alle investeringen waard is geweest, op de Spelen in Tokio. „Maar eerst maar eens jong Oranje halen.”

(Bron NRC: Marie van Zoggel, Foto's Roos Pierson)

 

  • Demi Gusapa (18)
  • Vita Stam (14)
  • Tanishaley Neto (13)
Bestand is opgeslagen